Wagenmakersfamilie Lanszweert was sinds de laatste decennia van de negentiende eeuw gehuisvest in Stavele, een dorpje diep in de landelijke Westhoek. De productie beperkte zich niet tot landbouwvoertuigen alleen. En na de generatiewissel bleef de tijd niet stilstaan.
Uittreksel uit De Poperinghenaar, 2 december 1923, p. 2.
Op het ‘Hoeksken’ in Stavele had Armandus Lanszweert (1848) met zijn vrouw Marie Sweertvaegher en kinderen een wagenmakerij. Armandus had de stiel van zijn vader geleerd. Naast wagens was hij gespecialiseerd in de productie van spadestelen: ofwel met een ‘krikke’ (een T-vormig handvat) of met een ‘oge’ (een D-vormig handvat) en ‘vloerbollen’. Bollen of bolderen is een West-Vlaams volksspel dat wordt gespeeld op een ‘bolletra’. In de bolletra van Au Grand Café in de Noordstraat in Roeselare wordt al sinds 1893 gebold. Het wagenmakersatelier had blijkbaar een kleine windmolen voor de aandrijving van de draaibank.
Cyrille Lanszweert (1881) volgde zijn vader Armandus op als wagenmaker. Het jaar 1905 was een scharnierjaar: hij trouwde niet alleen met Helena Leroy, hij werd ook vader van Amandus (genoemd naar zijn eigen vader). Ook op professioneel vlak veranderde er veel voor Cyrille. Als jonge wagenmaker liet hij in 1905 de bewuste molen vervangen door een motor. Het was de eerste in Stavele. Enige tijd daarna verhuisde Cyrille naar de Reningestraat in Oostvleteren en zette het ambacht daar verder. Mechanisering bleef belangrijk voor Cyrille. In een artikeltje uit De Poperinghenaar is te lezen dat hij zijn twee jaar oude motor Lister verkoopt (1923). De huidige bewoners van de werkplaats van Cyrille Lanszweert in Oostvleteren hebben hun huis na renovatie terecht ‘Wagenmakerij’ genoemd.
Een voorbeeld van een stationaire motor Lister voor de aandrijving van machines, 1920-1950. Collectie Stad Waregem.
Dirk Amourette op basis van familieverhalen (oktober 2021).