Trekzaag

Voor veel ambachten was hout de belangrijkste grondstof. De bewerking van een boomstam tot bruikbare planken en balken evolueerde mee met de ontwikkeling van het gereedschap. Hoewel handzagen reeds in de Romeinse tijd bekend waren, dateren de vroegste afbeeldingen van houtzagers die een stam in planken zagen uit de 13de eeuw. Gaandeweg ontwikkelden zich verschillende types van zagen. In de 19de eeuw werd het proces gemechaniseerd.

Een trekzaag uit Beernem (inv. nr. 863, Collectie Bulskampveld).

Bomen wateren

Nadat de gewenste bomen gerooid waren en ontdaan van de takken, sleepten lastslepers (boomezels) getrokken door stevige trekpaarden de stammen uit het bos. De verdere verwerking gebeurde vaak in gespecialiseerde werkplaatsen. De boomstammen werden ontschorst en gedurende één of meerdere jaren in het water gelegd (het zgn. ‘wateren’). Door langdurige watering lossen mineralen en voedingsstoffen in het water op, waardoor bij het drogen minder haarscheurtjes ontstaan. Het hout is ook ‘uitgewerkt’ waardoor balken en planken die ervan gezaagd worden recht blijven. Na het wateren was het hout klaar om te verzagen. Beroepszagers hadden een volle dag nodig om een grote boomstam te verzagen tot planken. Vooraleer aan de slag te gaan werden twee tegenoverliggende langse zijden met een beslagbijl vlak gekapt. Op de vlakke zijden werden met een smetdraad de opgegeven houtdiktes afgetekend waarna de vaklui de stam op een zaagstelling hesen. Met de kraanzaag, en soms ook wel met de verwante trekzaag, werd door een man die bovenop de stam stond en een man onderaan het hout tot planken gezaagd. De planken werden onder een afdak gestapeld, van elkaar gescheiden door kleine latjes, om verder uit te drogen. Na enkele jaren werd het hout de werkplaats binnengebracht en op zolder gestapeld. Hier kon het zich – in afwachting van verdere verwerking – aanpassen aan de temperatuur en luchtvochtigheid.

Stammen werden uit het bos gesleept met een boomezel (ook wel lastsleper of tribol genoemd). De boomstam hangt in kettingen onder het voertuig uit. (Collectie Bulskampveld).

Zagen met twee

Trekzagen zijn ontworpen om te zagen met een trekkende beweging. Als de zaag op het hout gezet wordt, zorgt de vakman ervoor dat de tanden het dichtst bij de handgreep als eerste het hout aangrijpen. Na deze eerste trekbeweging, wordt de zaag (zonder kracht) teruggeduwd naar de beginpositie. Om efficiënter te werken en tijdswinst te boeken, werden trekzagen ontwikkeld die door twee man werden gehanteerd om stammen en balken dwars door te zagen en om bomen te vellen. De trekzaag voor twee personen is een grote zaag met stijf blad en snijdt in beide richtingen. De zaag bestaat gewoonlijk uit een lang getand blad (1 tot zelfs 2 meter) en is vaak breder in het midden dan aan de uiteinden. In hetzelfde vlak liggen twee rechte handvatten van ca. 50 cm. Deze zijn door een dille, een angel of een schroef op het blad bevestigd. Er bestaan nu trekzagen met verstelbare handvatten, die verticaal of horizontaal geplaatst kunnen worden. De te zagen stam wordt op een dwarsstuk gerold en de zagers trekken (ze duwen nooit) de zaag om de beurt.

Wagenmakerij Vandewoude in Leisele, jaren 1920. Werklui zijn met een kraanzaag aan de slag. (Collectie Bulskampveld).

Mechanisatie

Gezien het zware werk ondernamen handige vaklui reeds in de middeleeuwen pogingen om het zaagproces te mechaniseren. Vaak werd het hout gezaagd waar het gebruikt moest worden, vooral in de omgeving van scheepswerven. Water- en windmolens werden in eerste instantie als krachtbron gebruikt. Rijke handelaars investeerden in verbeterde windmolens die – uitgerust met twee of drie zaagramen met meerdere zagen – een veel hogere productie aankonden. Pas vanaf ca. 1850 met de intrede van de stoommachine was er een constante energiebron aanwezig en groeide de sector uit tot een complete industrie. Houtzagerijen konden gestructureerder en uniformer werken. Dat proces werd verder geoptimaliseerd na de elektrificatie van de jaren 1920. De oude houtzaagmolens geraakten in verval omdat de locatie van de zagerijen geen rol meer speelde. Tegenwoordig is de houtzagerijsector een kleine, maar performante niche van de houtsector. In 2010 waren er in België nog 145 zagerijen, goed voor 2,0 miljoen m³ gezaagd hout per jaar.

Dergelijke motorisch aangedreven afkortzaag is een opvolger van manuele trekzaag, jaren 1940-1960 (Voormalige collectie Gemeente Heuvelland). 

Terug naar boven