Draaibank

De wagenmaker stond bekend als een handige vakman. Bij het vervaardigen van voertuigen gebruikte hij een resem van handwerktuigen. Voor bepaalde handelingen (bijvoorbeeld het draaien van de wielnaaf) had hij echter gespecialiseerder materiaal nodig. Met een draaibank kon hij cilindervormige werkstukken bewerken. Kenmerkend voor het tuig is dat het snijgereedschap stilstaat en het te bewerken onderdeel ingeklemd is tussen twee centers die bevestigd zijn aan een horizontale as die het werkstuk laat ronddraaien. Hoe dat precies in zijn werk ging, verneem je hier.

De wieldraaibank van wagenmaker Achiel Vanhove uit Oedelem (inv. nr. V144, Collectie Bulskampveld).

Vernieuwing

Rond 1900 deden in grotere bedrijven houtbewerkingsmachines hun intrede voor het zwaardere werk. In bepaalde timmerwerkplaatsen was dit al iets eerder gebeurd. De lintzaagmachine en de cirkelzaag – aanvankelijk nog handaangedreven – waren de eerste toestellen die ingeburgerd geraakten bij de wagenmaker. Sommigen schaften een gas-, olie- of benzinemotor aan voor de aandrijving. Ook de voet- of handaangedreven wagenmakersdraaibank deed voorzichtig zijn intrede. Wagenmaker Vanhove uit Oedelem plaatste zelfs een draaibank aangedreven door een elektromotor. Op de draaibank konden semi-machinaal wielen gemaakt worden. Innovatie en mechanisatie waren trouwens niet enkel een kwestie van geld, maar ook van ingesteldheid. Oudere wagenmakers waren conservatief en bleven de voorkeur geven aan het handwerk. Maar over het algemeen genomen bleef het manueel maken van een wiel de regel tot (lang) na de Eerste Wereldoorlog.

Binnenzicht in de werkplaats van wagenmakerij Jamart-Vanduffel in Lommel omstreeks 1904. De houtdraaibank is uiterst rechts op de foto te zien. (Archief Erfgoed Lommel).

Fijn werk

Voor de vervaardiging van de houten wielnaaf, tekende de wagenmaker een houtblok af en verwijderde het overtollige hout. De vakman plaatste de blok op de draaibank om het verder uit te draaien en glad te maken. De houtdraaibank is een metalen en/of houten constructie, soms als hulpstuk aan een werkbank, soms op zichzelf staand, waarop houten werkstukken aan een constante snelheid roteren. Het uitdraaien gebeurt met gelijkaardige draaibeitels als bij de houtdraaier, zoals de draaiersguts en gladbeitel. De dikte van de naaf wordt voornamelijk afgepast en gecontroleerd met de diktepasser. De centrale as van dit model van draaibank is aangedreven door een aandrijfwiel met een riem langs een riemschijf. De naaf in bewerking wordt aan beide uiteinden bevestigd aan een center, een losse en een vaste. Daartussen wordt een leunspaan verschoven, waarop de vakman het werkstuk laat steunen.

Een draaiguts (inv. nr. V118) uit Oedelem en een gladbeitel (inv. nr. BE73) uit Menen (Collectie Bulskampveld).

Vandaag

Tegenwoordig worden vrijwel alle houtdraaibanken mechanisch aangedreven via een v-snaar. De snelheid waarmee het werkstuk ronddraait, wordt geregeld door de aandrijfsnaar naar keuze over een bepaalde set aandrijfschijven (poelies) te laten lopen. Sommige houtdraaibanken hebben een mechanische snelheidsregeling. Bij recentere draaibanken wordt de snelheid van de draaibank geregeld met behulp van frequentieregelaar, die de snelheid van de motor regelt. Vaak gebeurt dit met een draai- of krachtstroommotor (3-fasig) op 400 volt. Nieuwe houtdraaibanken zijn uitsluitend voorzien van CNC en CAD-CAM besturingsmechanismen (automatisch en computergestuurd). De beitel wordt dan niet meer met de hand op de leunspaan gehouden, maar bewogen door de draaibank zelf. Soms wordt een frees gebruikt in plaats van een beitel.

Een moderne computergestuurde CNC houtdraaibank.

Terug naar boven