Mollenklem

De boer en (hobby)tuinder gebruikten tal van vallen en klemmen die moesten helpen om ongedierte te bestrijden. Soms waren ze van eigen makelij, soms in de handel aangekocht. Over het algemeen waren vallen bedoeld om de dieren levend te vangen, met een klem werden de beestjes verpletterd of zodanig verwond dat ze ter plekke stierven. Onder invloed van dierenwelzijnsorganisaties is het gebruik van klemmen evenwel drastisch afgenomen. Eén voorbeeld van zo’n niet graag geziene tuingast is de mol.

Een mollenklem uit Wingene, 1901-1950. (inv. nr. 858, Collectie Bulskampveld).

Het milieu van de mol

Mollen komen voor op verschillende plaatsen: weilanden, bossen, tuinen, boomgaarden… De mol leeft solitair in een afgebakend gebied waar hij onder de grond een gangenstelsel graaft. Het zijn de diepe gangen die hij maakt die zorgen voor de bekende molshopen. De gangen kunnen tot 60 cm diep worden gegraven, afhankelijk van de grondsoort en het grondwaterniveau. De mol is een insecteneter maar ook spinnen, regenwormen en zelfs slakken staan op het menu. Een mol kan ook positief zijn voor de tuin: de mollengangen verluchten de grond en zorgen voor een betere drainage. De mol eet bovendien veel insecten die normaal de wortels van sierplanten of gras af eten zoals engerlingen en larven van taxuskevers.

Molshopen kunnen zorgen voor verzakkingen in het weiland waardoor het vee kan struikelen. Wikimedia.

Verjagen...

Door de graafwerken van de mol wordt aarde omhoog geduwd en ontstaan er molshopen. Op zich is dit niet schadelijk. Landbouwers en tuinders zien de mollen echter als een plaag omdat ze met hun hopen het maaien bemoeilijken en met hun gangen de ondergrond minder stabiel maken. Molshopen ontstaan bij de bouw van de ondergrondse gangen. Daarna hebben ze geen functie meer. Verlaten molsgangen worden snel weer gebruikt door een andere mol. Om molshopen te vermijden is preventie de beste oplossing. Door veel struiken en bomen in de tuin te planten, kunnen mollen moeilijker gangen graven. Bij molshopen in het gazon wordt de aarde best met een hark over het gras verspreid. Het gras kan gewoon verder groeien.

Maar soms zit de mol op kwetsbare plaatsen in de tuin (nabij de serre of moestuin), dat actie aangewezen is. Geluid en trillingen verjagen de mol. Tegenwoordig wordt vaak een ultrasone verjager geplaatst in de mollengang die voor blijvende trillingen zorgt. De mol verdraagt dit niet en zal zijn territorium verleggen. Een alternatief is de mol verjagen met een fles: plaats een glazen fles met de opening naar boven in de grond in een molsgang. Door de wind wordt een fluitend geluid geproduceerd dat mollen verjaagd. Ook bepaalde kruidenplanten zouden mollen afschrikken. 

Een opgezette mol in een didactische collectie (VZW De Kade), 1974. 

... of bestrijden?

De meeste drastische molsbestrijding is echter hem vangen (doden) met een mollenklem. Mollen behoren tot de categorie van beschermde diersoorten maar voor het wegvangen is een uitzondering gemaakt t.a.v. de mol, de bosmuis en de veldmuis. Mollenklemmen zijn in België en Nederland dus niet verboden en kunnen gebruikt worden indien absoluut noodzakelijk. Mollen vangen met een mollenklem is evenwel niet vanzelfsprekend en vraagt wat oefening. Klemmen bestaan uit een metalen beugel die met behulp van een veer is gespannen en vastgehouden wordt door een vergrendeling. Eventueel kan een stukje lokaas op de beugel worden gelegd.

Bij beweging van de klem wordt de vergrendeling ongedaan gemaakt en slaat de beugel toe zodat het ongedierte tussen de beugel gekneld zit. Dit gaat zo snel dat het dier zijn nek of rug breekt en meteen dood is. De mollenklem is in die zin speciaal dat ze opgespannen in een mollenpijp wordt opgesteld. Bij voorkeur gebeurt dat in de pijp die aan een molshoop is verbonden. De klem wordt zo geplaatst dat de mol er in de lengterichting moet door lopen, met alle gevolgen van dien.

Arthur Depoorter uit Merkem was meer dan 50 jaar actief als mollenvanger, 1980. Archief Rommelaere – Westhoek Verbeeldt

Terug naar boven