Eeuwenlang gebruikten boeren wagens en karren als vervoersmiddel. Ook landbouwtuigen zoals de ploeg, eg en wanmolen waren niet weg te denken van een boerenerf. Als je kijkt naar deze landbouwobjecten zie je vaak (resten van) kleurverf. Alle voorwerpen bij elkaar vormt de Collectie Bulskampveld een bonte mix van de meest uiteenlopende kleuren. Op deze pagina bekijk je de Collectie Bulskampveld door een gekleurde bril.
Een zicht op de Collectie Bulskampveld biedt een waar kleurenpalet, 2018.
Boeren en wagenmakers beginnen pas vanaf 1850 hun karren en wagens te schilderen. Waarom ze overgaan tot het schilderen is niet helemaal duidelijk. Opvallend is wel dat dit samenvalt met de bloei van de chemische industrie. Een hele reeks nieuwe, kunstmatige verfpigmenten worden massaal en goedkoop op de markt gebracht. De fabrikanten verspreiden hun pigmenten internationaal waardoor het kleurgebruik in Vlaanderen overal gelijk is. Er zijn geen streekgebonden kleuren. Het aanbod van kleurstoffen was identiek in West-Vlaanderen als in de Kempen.
Op schilderijen van voor 1850 zoals De vastgelopen wagen van Pieter Paul Rubens zie je enkel houtkleurige karren. © Musea Brugge - www.artinflanders.be - Dominique Provost
Op nieuwe karren, wagens, ploegen, eggen… bracht de wagenmaker een grijze grondverf aan. De wielen van het onderstel kregen af en toe een rode of oranje grondlaag. De tuigen werden zo bij de boer afgeleverd. De landbouwer verfde daarna het tuig naar eigen smaak. Soms zorgde de wagenmaker zelf voor de afwerkingslaag. Landbouwvoertuigen en -materiaal werd zeer lang gebruikt. De meeste voertuigen hebben een gebruiksduur van minstens 50 jaar. Het ging over van generatie op generatie en werd talloze keren hersteld. Een boer kocht vaak maar één kar of wagen gedurende zijn ganse carrière. Opvallend genoeg werden karren en wagens relatief weinig onderhouden. Onderzoek naar verfsporen door het Karrenmuseum in Essen toonde aan dat ze gemiddeld 2 tot 3 verflagen hebben en dus zelden werden herschilderd.
De wagenmaker leverde zijn werkstuk meestal in een grijze kleur af, in dit geval een oeselaar. Collectie Bulskampveld, inventarisnummer 469.
De meest voorkomende kleuren op karren en wagen zijn beperkt tot de hiernaast afgebeelde kleurengroepen. Iedere groep heeft een reeks variaties. Heel vaak komen deze kleuren gecombineerd voor, bijvoorbeeld een groene wagenkast en een bruinrood onderstel. De belangrijkste kleurencombinaties zijn hiernaast afgebeeld. In tegenstelling tot een kunstschilder gebruikten de wagenmaker en de boer een beperkt aantal kleuren, op basis van goedkope kleurstoffen. Ze bewaarden die pigmenten in houten bakken. Het betrof: zwart, wit, roodbruin (menie), blauw en groen.
Kleuren en kleurencombinaties op karren en wagens. © Karrenmuseum Essen
Veel mensen denken bij een boerenkar spontaan aan een groene wagenkast met rode wielen. Uit het onderzoek van het Karrenmuseum bleek dat slechts 16% van de voertuigen in deze kleurencombinatie is geschilderd. Rond de jaren 1950 kwam een nieuw assortiment verven op de markt. De ontwikkeling van organische pigmenten leidde tot een grote variatie in kleuren. Ondanks de grote verscheidenheid aan kleuren ontstaat een modeverschijnsel: de donkergroene wagen met rode wielen. Een beeld dat in het collectief geheugen bleef hangen.
De stereotiepe groene laadbak en het rode onderstel zijn een 20ste-eeuwse uitvinding. Collectie Bulskampveld, inventarisnummer 374.