Voor het trekken van lasten op het veld of op de weg werd in Vlaanderen het lastdier bijna altijd ingespannen in een gareel. Het gareel vormde een onderdeel van het gareeltuig, het gestel van riemen en kettingen waarmee het paard of het lastdier met de last was verbonden. Er bestonden garelen voor paarden, koeien, ossen, (muil)ezels en honden. De grootte en de omvang verschilden dan natuurlijk. Door het gareel wordt de adem van de lastdieren niet afgesneden en kunnen ze trekken met de voor hen ideale trekhoogte. Daarom was een gareel eigenlijk ook iets van het lastdier persoonlijk. Men kon het ene gareel niet zomaar op het andere paard gebruiken. Garelen waren het werk van de gareelmaker die voor het ijzerbeslag een beroep deed op de smid en voor de houten spanen op de wagenmaker. De basis van het gareel vormen de spanen, twee parallelle, gebogen houten stukken (uit essen- of eikenhout). Deze zijn omkleed aan de achterzijde met een leren kussen, gevuld met (rogge)stro, hooi of zelfs paardenhaar. Bovenaan is het gareel vast verbonden, onderaan met een sluiting. Het gareel moest immers rond de nek van het lastdier kunnen worden gespannen. Verder waren er ter versteviging op de spanen nog ijzers aangebracht. Aan de zijkant bovenaan, ongeveer op tweederde van de hoogte (maar variërend van gareel tot gareel), waren ringen voorzien voor de teugels van de bestuurder. Bij garelen voor alleen maar veldwerk was er alleen een ring aan de linkerzijde : de bestuurder liep immers altijd links. Bij een gareel dat ook voor het trekken van wagens en karren werd gebruikt, waren meestal twee ringen geplaatst. Als de bestuurder plaatsnam op het voertuig gebruikte hij doorgaans twee leidsels. Aan de zijkant onderaan, ongeveer op eenderde van de hoogte (eveneens variërend van gareel tot gareel), waren op beide spanen aan de voorzijde scharnieren (ook treiten genoemd) geplaatst waaraan een haak of een oog was bevestigd. Hieraan werden de riemen van het gareeltuig vastgemaakt. Naargelang de last of het werk kon het gareeltuig hoger of lager aan het scharnier worden vastgemaakt. Sommige garelen waren voorzien van koperwerk ter versiering, maar de garelen voor het alledaagse werk op het veld en op de boerderij hadden dat meestal niet. Wel waren op garelen ook één of meerdere bellen geplaatst. Op die manier waren de andere weggebruikers verwittigd en wist men goed waar op het veld het paard actief was.
Objectnummer |
B00008894
|
Objectnaam |
Gareel
|
Titel |
Halsjuk voor paard
|
Bewaarplaats |
Stad Sint-Truiden (heeft als eigenaar)
|
Collectie |
Landbouwcollectie voormalige Hoevemuseum Sint-Truiden
|
Gerelateerd nummer |
Stedelijk Museum - Hoevemuseum Sint-Truiden; oud inv. nummer: ST/87.079
|
Rechtenstatus |
Voorwaarden voor hergebruik worden bepaald door de rechthebbenden. Gebruik het aanvraagformulier voor meer informatie. |
In juni 1982 opende het landbouw- en ambachtenmuseum Bulskampveld in Beernem. Onder de galerijen aan de kruidtuin waren allerhande landbouwvoertuigen en landbewerkingsmachines terug te vinden, hoofdza..
Voorzijde: een middeleeuwse ridder in galop naar rechts. De ridder is volledig geharnast en draagt in de rechterhand een zwaard en in de linkerhand een schild met een leeuw er op. Het paard is volledi..
Paardenvissers met scheenet op het strand van Koksijde, omstreeks 1900.